Allium Ursinum
De Allium Ursinum
behoort tot
herbaceous; groundcover
laag. Hij kan ongeveer 20-40cm
hoog en ongeveer
""
breed
worden.
Overige namen
Taal | Naam |
---|---|
nld | Daslook |
eng | Bear Garlic; Ramsons; Wild Garlic |
lat | Allium Ursinum |
Links
Algemeen
De plant komt voor in heel Europa (met uitzondering van het Middellandse Zeegebied), Klein-Azië, de Kaukasus, en in Siberië tot Kamtsjatka. Hij groeit bij voorkeur in schaduwrijke loofbossen met een humusrijke, vochtige, kalkhoudende ondergrond. In Nederland komt daslook veel voor in de duinen en in Zuid-Limburg. Als stinsenplant is ze vrij algemeen in het rivierengebied, Utrecht en Noord-Nederland. De plant is in Nederland sinds 1 januari 2017 niet meer wettelijk beschermd. In België is ze in veel gebieden plaatselijk vrij algemeen1.
De plant werd reeds in 1608 door de Brabantse botanicus Dodonaeus beschreven in zijn Cruydeboeck. In dorpen in en om het Mecsekgebergte in Hongarije, zoals in Orfű, worden eind maart of begin april daslook-festivals (medvehagyma-fesztivál) georganiseerd, waarbij daslook in vele varianten verwerkt in gerechten wordt aangeboden1.
De bladeren van daslook lijken op de bladen van enkele andere, maar dan giftige planten, zoals die van het lelietje-van-dalen, de jonge bladen van de gevlekte aronskelk en eventueel de bladen van de herfsttijloos. Jaarlijks vallen er slachtoffers door verwisseling. Dergelijke verwisseling zal meestal het gevolg zijn van onbekendheid met de geur van daslook, aangezien de afwezigheid hiervan voldoende zou moeten zijn om de verwisseling snel op te merken1.
Ondanks de sterke uiengeur bij beschadiging van de bladeren worden de bloemen wel op vaas gehouden1.
De honing van daslook wordt gewonnen als deze plant in zeer grote hoeveelheden bloeit. In Hongarije in het gebied van het Mecsekgebergte wordt de honing als bijzonderheid verkocht1.
In tuinen wordt de plant soms gebruikt als afweermiddel tegen katten, omdat deze dieren niet veel op zouden hebben met de sterke geur1.
Edible Uses
- Edible Parts: Flowers Leaves Root
- Edible Uses:
De sterksmakende bladen kunnen rauw fijngehakt gebruikt worden in salades en in soepen. Vooral de bladeren ruiken bij het fijnwrijven naar knoflook, uien, bieslook of prei. In Duitsland geniet daslook sinds enkele jaren een grote populariteit en wordt verwerkt bijvoorbeeld tot pesto en marinades en in onder meer brood ('Bärlauchbrot') en kaas1.
De bloemen van alle soorten en varieteiten zijn eetbaar. Ze worden rauw gegeten in salades of om groente of (rauwe) vis op smaak te brengen. Het blad van de meeste soorten is ook eetbaar, maar sommige verwelken erg snel. Je kunt het rauw of gekookt naar smaak eten in een omelet of verwerken in een warme saus. Bloemen en blad hebben een uitgesproken knoflooksmaak2.
Leaves - raw or cooked. Usually available from late January. One report says that they have an overpowering garlic odour that dissipates on cooking, though our experience is that they are considerably milder than garlic. The leaves make a very nice addition to salads, and are especially welcome as a vital and fresh green leaf in the middle of winter3.
Flowers - raw or cooked. These are somewhat stronger than the leaves, in small quantities they make a decorative and very tasty addition to salads. The flowering heads can still be eaten as the seed pods are forming, though the flavour gets even stronger as the seeds ripen3.
Bulb - raw or cooked. A fairly strong garlic flavour, though it is quite small and fiddly to harvest. The bulbs can be harvested at any time the plant is dormant from early summer to early winter. Harvested in early summer, they will store for at least 6 months. The bulbs can be up to 4cm long and 1cm in diameter. The small green bulbils are used as a caper substitute3.
Medicinal Uses
- Anthelmintic
- Antiasthmatic
- Anticholesterolemic
- Antiseptic
- Antispasmodic
- Astringent
- Cholagogue
- Depurative
- Diaphoretic
- Disinfectant
- Diuretic
- Expectorant
- Febrifuge
- Hypotensive
- Rubefacient
- Stimulant
- Stomachic
- Tonic
- Vasodilator
Ramsons has most of the health benefits of the cultivated garlic, A. sativum, though it is weaker in action. It is therefore a very beneficial addition to the diet, promoting the general health of the body when used regularly. It is particularly effective in reducing high blood pressure and blood cholesterol levels. It is recognised as having a good effect on fermentative dyspepsia. All parts of the plant can be used, but the bulb is most active. The plant is anthelmintic, antiasthmatic, anticholesterolemic, antiseptic, antispasmodic, astringent, cholagogue, depuritive, diaphoretic, diuretic, expectorant, febrifuge, hypotensive, rubefacient, stimulant, stomachic, tonic and vasodilator. Ramsons ease stomach pain and are tonic to the digestion, so they can be used in the treatment of diarrhoea, colic, wind, indigestion and loss of appetite. The whole herb can be used in an infusion against threadworms, either ingested or given as an enema. The herb is also beneficial in the treatment of asthma, bronchitis and emphysema. The juice is used as an aid to weight loss and can also be applied externally to rheumatic and arthritic joints where its mild irritant action and stimulation to the local circulation can be of benefit3.
Other Uses
- Companion
- Disinfectant
- Repellent
The juice of the plant is used as a moth repellent. The whole plant is said to repel insects and moles. The juice of the plant has been used as a general household disinfectant3.
Cultivation details
Prefers woodland conditions in a moist well-drained soil. Plants are often found in the wild growing in quite wet situations. When growing in suitable conditions, wild garlic forms a dense carpet of growth in the spring and can be a very invasive plant. It dies down in early summer, however, allowing other plants to grow in the same space. The bulbs should be planted fairly deeply. The seeds are dispersed by ants. Grows well with most plants, especially roses, carrots, beet and chamomile, but it inhibits the growth of legumes. This plant is a bad companion for alfalfa, each species negatively affecting the other. Members of this genus are rarely if ever troubled by browsing deer3.
Propagation
- Seed - best sown as soon as it is ripe either in situ or in a cold frame. It germinates quickly and can be grown on in the greenhouse for the first year, planting out the dormant bulbs in the late summer of the following year. Stored seed can be sown in spring in a greenhouse.
- Division in summer after the plants have died down. Very easy, the divisions can be planted out straight into their permanent positions3.
Footnotes:
Pascal Garbe en Didier Willery; De eetbare siertuin, (Nederlandse uitgave, pag. 160); 2022